De broedmachine
Zowat alle moderne broedmachines hebben tegenwoordig een elektronische temperatuurregeling met een nauwkeurigheid van een ½ graad Celsius.
De meeste soorten vogels hebben goede resultaten bij een broedtemperatuur van 37.5 graad C. Temperatuurverschillen aan het begin van de broedcyclus veroorzaken zeker misvormingen bij de kuikens en dientengevolge soms ook de dood. Te hoge temperatuur kookt het embryo of maakt het niet levensvatbaar, te lage kan het kuiken doden, maar soms is het enige resultaat dat het later uitkomt. Dit zal afhangen van de mate waarin de temperatuur afwijkt en het stadium van het broedproces waarin er iets gebeurt.

Broedmachines zijn verkrijgbaar in twee uitvoeringen. Het eerste type heeft een ventilator, die zorgt voor een geforceerde luchtcirculatie en dat resulteert in een min of meer gelijke temperatuur waar dan ook in de kast. Een bevrucht ei mag men beschouwen als een levend iets, waaruit men kan concluderen dat zowel ademhaling als stofwisseling actief moeten zijn. Daarbij moet zuurstof in het ei komen en kooldioxide het ei verlaten en dat door de poriën in de eischaal. De verse lucht die langs het oppervlak van het ei stroomt, helpt schadelijke gassen ontsnappen die het ontwikkelende kuiken zouden doden.
Broedmachines met een ventilator hebben vaak een of andere manier waarop de eieren gekeerd worden. Dit kan geschieden door rollers of door kantelen. De eieren worden elk uur over 90 graden gekeerd. Het is al lang bewezen dat regelmatig keren wenselijk is in verband met een succesvol uitkomen van de eieren. Het stelt het embryo in staat in contact te komen met elk deel van de dooier die immers zijn voedselbron is. Ook verhindert het dat de vliezen waarin het embryo zit, aan de vrucht blijven kleven, wat problemen zou veroorzaken bij het uitkomen. Als door gebrek aan geld de automatische kering ontbreekt, moeten de eieren met de hand worden gekeerd en dit is nogal bewerkelijk. Eieren moeten minstens drie maal per dag worden gekeerd, maar vaker als dat mogelijk is. Liefst een oneven aantal keren. Eieren
moeten heen en weer gerold worden en niet steeds verder gerold, want dan worden de vliezen die het embryo op de goede plaats houden te sterk opgedraaid.

Vóór het uitkomen moeten de eieren naar een uitkomstkast worden overgebracht, maar als dat niet kan moet in ieder geval de keerinstallatie worden uitgezet. Het zal duidelijk zijn dat dit een slechte keuze is als er nog andere eieren in de broedmachine liggen in andere stadia. Te overwegen is in zo’n geval de eieren te leggen in een schoon en met tissuepapier bekleed boterbakje van de juiste maat. Sommige broedkasten hebben een raam met een fijngazen bodem die vrij van de rollers kan worden geplaatst. Wel kan uitkomen van eieren een hoop rommel leveren en een broedmachine die schoon moest blijven wordt dan al gauw smerig en schaadt eieren en embryo’s.
Het tweede type is de broedmachine zonder ventilator, de vlakbroedmachine. De luchtcirculatie is uitsluitend afhankelijk van convectie (door warmte opstijgende en door afkoeling weer dalende lucht) en zal daardoor koude gedeeltes hebben. Men kan die plekken natuurlijk proberen op te sporen en dan niet gebruiken, maar omdat dit type berust op convectie zal het steeds lang duren voor het microklimaat zich zal herstellen als de machine open is geweest. Ikzelf geef de voorkeur aan een motorbroedmachine bij het broeden en een vlakbroeder bij het uitkomen, maar die laatste zet ik dan wél een graad lager, op 36.5 graad C.
Maar wat u ook koopt, het belangrijkste wat u in gedachte moet houden is hygiëne, want dit is de enige manier waarop u consequent goede resultaten kunt boeken. Zowel de broedmachine als de uitkomstkast moet hierom gemakkelijk te reinigen zijn. Dit geldt evenzeer voor alle onderdelen als rollers en kantelramen. Alle hoeken en gaatjes waar zich vuil kan ophopen moeten goed toegankelijk zijn voor schoonmaak. Hoewel er veel ontsmettingsmiddelen zijn, worden deze in hun werkzaamheid aangetast door een opeenstapeling van organisch stof. Er is nooit een vervanging voor regelmatig goed schoonmaken telkens als er een broedronde is verstreken.
De tweede en waarschijnlijk meest uitdagende van de twee factoren is, na de temperatuur, het vochtgehalte in de kast. Een manier is het plaatsen van een schaal water waarvan men het oppervlak niet of gedeeltelijk afdekt, terwijl sommige broedmachines een waterbassin hebben en zelfs een sensor waardoor ze automatisch het vochtgehalte regelen. De tweede manier is water naar binnen sproeien tot het vochtig genoeg is, maar dat zet geen zoden aan de dijk voor de duur van een hele dag.
In het algemeen hanteert men de volgende definitie voor Relatieve Vochtigheid: R.V. is de hoeveelheid vocht die lucht bevat, vergeleken met wat ze maximaal zou kunnen bevatten bij een bepaalde temperatuur. De hoeveelheid wordt dan aangegeven in procenten, dus als er geen vocht meer bij kan is die 100 %, in het andere geval een gedeelte van die 100 %. Voor ons is een normaal gehalte ergens tussen 45 en 65% uitstekend. Voor uilen en roofvogels is 35 tot 40% goed bruikbaar. Verschillende soorten echter vereisen andere waarden, afhankelijk van het klimaat waarin de dieren leven; zo zullen regenwoudbewoners een hogere vochtigheid nodig hebben evenals watergevogelte. Als u het niet weet, begint u met 50% vocht en kijkt u of het goed gaat. Met vallen en opstaan dus!
Vervolgens is de uitkomstkast aan de beurt; een onmisbaar attribuut. Er zijn speciale uitkomstkasten in de handel, maar ik geef nog steeds de voorkeur aan een vlakbroeder. Hij is niet alleen uitstekend, maar in noodgevallen ook bruikbaar als broedmachine, ook als men dan de eieren met de hand moet keren. Hoewel goede uitkomst ook kan worden bereikt in een gewone broedmachine,
is het veel beter een aparte uitkomstkast te hebben, waar de eieren naar toe moeten worden gebracht vóór ze zijn aangepikt. De vogel ademt dan al wel, maar er is nog geen “ster” in de schaal. Bovendien zal een gescheiden uitkomstkast verhinderen dat de broedmachine vervuild wordt door afval en bacteriën, het is immers onmogelijk de broedmachine schoon te maken als er eieren in liggen. Bovendien beweren sommige fokkers dat het niet goed is als het ei nog gekeerd wordt terwijl het kuiken in het ei al aan het draaien is. En ook is een hoge luchtvochtigheid beter, omdat anders het kuiken niet kan draaien in het ei, doordat de vliezen te taai worden. Als het nodig zou zijn water toe te voegen, kan dit alleen in de uitkomstkast. Zou men de broedmachine vochtiger maken, dan zou dit niet goed zijn voor de andere eieren in de broedmachine. Men mag de vochtigheid pas verhogen als het ei is aangepikt. Verhoogt men de vochtigheid eerder, dan zal er niet voldoende uitwisseling van gassen zijn door de te natte eischaal. Het kuiken komt dan te vroeg uit óf het stikt. Er moet koolzuur uit het ei worden verwijderd en er moet zuurstof worden opgenomen. Hoe dan ook.

door Peter Stocks © Nederlandse vertaling © : Peter Otten